Sluis

1573

Terug naar overzicht

In de Middeleeuwen was het economisch belangrijke Sluis een aanzienlijke vesting met grachten, stenen stadsmuren, poortgebouwen en torens. Aan de noordzijde was er een kasteel dat dienst deed als citadel. Tegenover dit kasteel stond aan de overzijde van het Zwin de stenen Toren van Bourgondië (van begin 15e eeuw tot ca. 1535). Tussen toren en kasteel kon een ketting worden gespannen om het Zwin af te sluiten.  

Aanvallen op de stad door watergeuzen vanaf omstreeks 1570 waren aanleiding voor verdere versterking van de stad.  Aan de kant van het Zwin kwamen wallen met bastions en rond 1580 werd voor de Westpoort de schans Sint-Anna (later Bekaf) aangelegd. Daarna kwamen er aan landzijde bij de Oost-, Zuid- en Oostpoort ravelijnen in de gracht. Aan de overzijde van het Zwin, op de plaats van de voormalige Toren van Bourgondië verrees de Noordschans of het Klein Pas. Iets zuidelijker verscheen op dezelfde oever de Grote Schans of het Groot Pas.


In 1587 sloegen de Spanjaarden onder leiding van Alexander Farnese een beleg rondSluis. De ‘keuze’ voor deze havenstad was ingegeven door de nood aan goede uitvalshavens voor de geplande expeditie van de Spaanse Armada op Engeland. Vanuit de stad Sluis had men de dijken ter verdediging doorgestoken. De aangewende belegeringstactiek was de omsingeling van de stad en het afsnijden van de bevoorrading. Na een hevige strijd gaf de stad Sluis zich op 5 augustus 1587 over. Tijdens de Spaanse bezetting werd er niet veel aan de vestingwerken gebouwd.


Na de herovering van de stad door prins Maurits in 1604 werden de vestingwerken aanzienlijk verbeterd. Aan de landzijde kwam een aarden wal met zes hele bastions en een halve. De Oost-, West- en Zuidpoort bleven, maar kwamen op een andere plaats te staan en kregen een andere vorm. De wal langs het Zwin werd aangepast en kreeg ook zes bastions. Rond het kasteel werd eveneens een aarden wal aangelegd. Het Klein Pas werd omgebouwd tot een hoornwerk en het Groot Pas tot en kroonwerk.


Rond 1700 heeft de beroemde vestingbouwkundige Menno van Coehoorn de vesting van Sluis aanzienlijk versterkt. Rondom kwamen in de grachten ravelijnen te liggen en daarbuiten nog weer contregardes, tenailles, lunetten en een bedekte weg. Alles omgeven met nieuwe grachten. Het Groot en Klein Pas werden met elkaar verbonden. Tussen het Groot Pas en het westelijker gelegen Fort Sint-Donaas kwam een linie van communicatie. In de 18e eeuw werd het kasteel geleidelijk aan afgebroken op één toren na. De resten werden afgedekt met aarde en er kwam een geschutsopstelling. Na de Franse bezetting (1747 – 1748) in de Oostenrijkse Successieoorlog werden er bij de Westpoort nog verbeteringen aangebracht. 


In de Franse Tijd verloor de vesting haar functie en in 1816 werd zij officieel opgeheven. De restanten van het kasteel werden opgeruimd. De gebastioneerde wallen en grachten zijn goed bewaard gebleven. De buitenwerken zijn nog te herkennen aan het lichte reliëf en de hoekige perceelsvormen. Hetzelfde geldt voor het Groot en Klein Pas aan de overzijde van het voormalige zwin (nu een poldertje). De Oost- en Zuidpoort zijn gerestaureerd en de Westpoort met bijhorende stenen beer na ontgraving geconsolideerd. Je kunt bijna volledig over de wallen rond de stad wandelen.