Fort Sint-Anthonie

1583, 1680

Terug naar overzicht

In het midden van de 16e eeuw kreeg Gent door middel van een kanaal een verbinding met de Braakman (en dus de zee). Op de plaats waar dit kanaal (de Gentse of Sasse Vaart) eindigde bij een zijarm van de Braakman werd in 1551 een sluis (sas) in de zeedijk gebouwd. Rond de sluis ontwikkelde zich een nederzetting. De sluizen werden in 1572 door de watergeuzen vernield en het dorpje werd platgebrand. Toen de sluizen waren hersteld werd er een vierkante schans omheen gebouwd, met op elke hoek een bastion plus één extra aan de oostzijde.

Nadat Sas van Gent in 1583 door Alexander Farnese, de latere hertog van Parma, was veroverd, werden de vestingwerken verbeterd en uitgebreid. Aan de zuidwestzijde kwam, op enige afstand van de schans een omwalling met bastions en aan de noordwestzijde een uitbreiding in de vorm van een kroonwerk. Het geheel werd omgeven door een gracht met contrescarp. De kern van de nieuwe versterking was de oorspronkelijke schans die de naam “Kasteel” of “Hooge Sas” kreeg.

 

Na de verovering van Sas van Gent door prins Frederik Hendrik bouwden de Staatsen de vesting aan de oostzijde van het kanaal uit met een omwalling waarin drie bastions werden verwerkt. Aan de zuidzijde kwam een hoornwerk dat door het kanaal werd doorsneden. De vesting lag op de westoever van de Canisvlietkreek. Aan de overkant bouwden de Staatsen nog een hoornwerk dat de naam het Pas kreeg. Een kilometer naar het zuiden, op de oostelijke oever van het kanaal, lag het in de jaren tachtig van de 16e eeuw gebouwde fort Sint-Anthonie, dat als voorpost ging dienen. Deze grote vierkante schans met bastions op elke hoek, kreeg aan de zuidkant nog een hoornwerk.

 

In de tweede helft van de 17e eeuw werd de vesting ingrijpend verbeterd en uitgebreid. Het grondplan ging grotendeels op de schop en “Het Kasteel” werd afgebroken. Sas van Gent werd een omvangrijke vesting met zeven bastions, vijf ravelijnen en zwaar uitgevoerde, ver het land instekende contrescarp met wapenplaatsen. De grachten waren breed en de bastions en wallen waren deels opgemetseld.

Opmerkelijk binnen de vesting was de waterkorenmolen, een getijdenmolen die in de wallen tussen de bastions Zeeland en Holland was gebouwd. Ook was er een bomvrije bakkerij.

De drie westelijke bastions en een ravelijn waren voorzien van mijngangen die in verschillende mijnkamers onder de buitenwerken uitkwamen. In geval de buitenwerken door de vijand zouden worden ingenomen dan kon men de explosieven in de mijnkamers tot ontploffing brengen.  


In 1788 werd de Canisvliet tussen Sas van Gent en Het Pas afgedamd, als onderdeel van een omvangrijk inundatiestelsel Tussen de Braakman en Hulst. In de dam kwam een inundatiesluis waarlangs de landerijen tussen de Autrichepolder (Westdorpe) en de Zuiddorpepolders onder water gezet konden worden. De sluis werd bewaakt door een batterij op Het Pas.   


De vesting werd in 1816 opgeheven, waarna de verdedigingswerken geleidelijk aan werden gesloopt. Tegenwoordig resteert alleen nog het bastion Generaliteit met daarop de molen. De mijngangen in het bastion zijn gedeeltelijk uitgegraven. De nog aanwezige delen van de waterkorenmolen werden in 1989-1990 gerestaureerd. Mogelijk zijn andere delen van de vesting nog als funderingsresten in de bodem aanwezig.