De Passageulelinie

1672

Terug naar overzicht

Na de Tachtigjarige Oorlog werden de polders tussen de Linie van Oostburg en de zuidelijker gelegen kreek De Passageule ingepolderd. De Linie van Oostburg verloor daarmee haar strategische functie en de Passageule werd de nieuwe zuidwaarts gerichte verdedigingslinie.  Door een stormvloed in 1404 was hier reeds een getijdegeul ontstaan, die het Zwin in het westen verbond met de Braakman in het oosten. In de loop van de 15e eeuw werd de geul geleidelijk aan weer ingepolderd, maar door de Allerheiligenvloed van 1570 en het doorsteken van de dijken aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog, hernam de geul haar oude loop en ontstond de Passageule.

De Passageule deed vanaf 1672 dienst als belangrijkste linie in West-Zeeuws-Vlaanderen. Het was vooral de bekende vestingbouwkundige Menno van Coehoorn die de Passageule rond 1700 uitbouwde tot belangrijke schakel in de door hem ontworpen waterlinie tussen ’t Zwin en Saeftinghe.

De Passageule kampte voordurend met verzanding en opslibbing en was daardoor een zwakke plek in de linie. Van Coehoorn en zijn opvolgers trachtten voortdurend dit probleem te verhelpen door toepassing van allerlei kunstgrepen als afdammingen, afkortingen, sluizen, etc. Van de verbeteringsplannen van Van Coehoorns opvolgers kwam echter niet veel terecht omdat de landelijke overheid niet al te veel geld wilde stoppen in het onderhoud van de linie. De linie was dan ook weinig effectief en werd in de 18e eeuw maar liefst drie keer doorbroken door Franse troepen.


De eerste keer was op 29 juli 1708, tijdens de Spaanse Successieoorlog. In de omgeving van Turkeye braken de Fransen onverwacht door de linie. Ze trokken op naar IJzendijke dat door de gevluchte Engelse huurtroepen onbeschermd was achtergelaten. Dezelfde dag nog trokken de Fransen weer terug richting Aardenburg en verwoestten en passant nog de kerk van Waterlandkerkje en 30 boerderijen.


Op 27 april 1747 ( tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog) staken Franse troepen bij de redoute Schaapstelle de Passageule over. De linie was hier het meest opgeslibd. Meteen daarna werd IJzendijke belegerd, dat zich na drie dagen overgaf zonder dat er ook maar één schot van Franse zijde was gelost. Vervolgens werd de rest van West-Zeeuws-Vlaanderen bezet en bleef anderhalf jaar lang in Franse handen, tot de Vrede van Aken werd getekend.

De laatste doorbraak vond plaats op 27 juli 1794. De brigade van generaal Vandamme probeerde bij Turkeye de Passageule over te steken. De inundatie (het onder water zetten van land) was hier niet volledig en het fort was onderbemand (slechts 200 infanteristen, 8 artilleristen, vier kanonnen en munitie voor 15 schoten). Het fort werd hevig beschoten. Bij de batterij ‘t Vrije, waar geen kanonnen waren, braken de Fransen door en bezetten in een mum van tijd het westen van Zeeuws-Vlaanderen.

 

Op de noordoever van de Passageule lagen verschillende verdedigingswerken.  De eerste fortificaties  werden aangelegd tussen 1672 en 1695 en bestonden uit wachthuizen en redoutes (kleine, vierkante fortifacties bestaande uit een wachthuis omgeven door een wal). Voorbeelden zijn Klein Turkeye en Schaapstelle.


De van oorsprong Spaanse schans Drie Gaten en redoute Groot Turkeye werden opgenomen in de nieuwe linie.  

In 1702 liet Van Coehoorn de Jufferschans onder IJzendijke verstreken en bij de ondieptes ten westen  van het fort Turkeije drie redoutes aanleggen:  Het Vrije, Middelburg, Constantinopel. Bij een dam in de Passageule verrees Fort Nieuwendam en ter bewaking van de Linie van de Zuiddiepe (een onderdeel van de Passageulelinie onder Biervliet) kwamen het Westfort en Oostfort. 

 

Rond  1775 waren de schorren langs de Passageule zo hoog opgeslibd dat ze niet meer onder water konden worden gezet. Tussen Turkeye en de Jufferschans was de linie gewoon doorwaadbaar. Ondanks waarschuwingen van diverse inspecteurs werden er geen verbeteringen aangebracht. Pas na de dreiging van oorlog met Oostenrijk werden in 1786, resp. 1789 de Kapitale Dam (in het uiterste oosten, onder Biervliet) en de Bakkersdam (in het uiterste westen, onder Oostburg) aangelegd. Met behulp van sluizen in beide dammen werd het waterpeil beheerst en konden de oeverlanden van de Passageule onder water worden gezet. Ter bewaking van de sluizen kwamen er batterijen aan de uiteinden van de dammen.

 

In de Franse Tijd (1794 – 1814) werd de linie opgeheven en kwam zij in gebruik als afwateringskanaal.

Om de opmars van de Geallieerden in de Slag om de Schelde te hinderen werd het Passageulegebied in september 1944 door de Duitsers voor een laatste maal onder water gezet.    

De Passageulekreek kronkelt nog altijd goed herkenbaar door het landschap. Ook de liniedijk aan de noordzijde is nog grotendeels aanwezig. Op een aantal plaatsen zijn de locaties van voormalige fortificaties zichtbaar gemaakt. Langs een groot deel van de Passageulelinie kan je wandelen over de oeverlanden die worden beheerd als natuurgebied. Over de liniedijk is het mooi fietsen.