Fort Sint-Jacob

1584

Terug naar overzicht

Alexander Farnese, de latere de hertog van Parma, die door de Spaanse koning naar de Nederlanden was gezonden om de Opstand neer te slaan, trok in 1583 Noord-Vlaanderen binnen. Als reactie hierop namen Staatsgezinde troepen onder leiding van Filips graaf van Hohenlohe gauw de stadjes Terneuzen en Biervliet in. Hiermee verwierven ze een bruggenhoofd in vijandelijk gebied. Hulst en Sas van Gent werden evenwel door Farnese veroverd.

Om hem te hinderen in zijn opmars staken de opstandelingen enkele dijken door, waarna het achterliggende land onder water liep (inundaties). In 1584 was dit de zeedijk langs de Honte (nu Westerschelde) bij Campen. Door de werking van eb en vloed werd hierdoor een grote kreek uitgeschuurd: het Hellegat. Deze zeegeul scheidde het Land van Hulst van dat van Axel. In 1586 werd de Braakmandijk tussen Sas van Gent en Terneuzen doorstoken. Hierdoor kon de Braakman zich oostwaarts uitbreiden en ontstond het Axelsche Gat, dat uiteindelijk een verbinding maakte met het Hellegat. Het Land van Axel werd een eiland! 

 

In datzelfde jaar (1586) wisten de Staatsen ook Axel in handen te krijgen, waarmee het hele Land van Axel Staats grondgebied werd (en bleef).

Om zich te beschermen tegen Staatse aanvallen vanuit het Land van Axel bouwden de Spanjaarden een aantal forten op de zuidoever van het Axelsche Gat, te weten (van west naar oost): Sint-Anthonius, Sint-Steven, Sint-Elooi , Creckeldijck, (bij het latere Sint-Franciscus), Sint-Marcus  en Sint-Anna. Deze forten vormden het begin van de latere Linie van Communicatie tussen Sas van Gent en Hulst.

 

Meer dan veertig jaar lang gebeurde er niet veel in dit gebied, totdat in 1633 Philippine werd veroverd door de Staatsen. Zij bouwden dit Spaanse fort op de zuidoever van de Braakman uit tot een vesting. Hiermee verschaften de Staatsen zich een nieuw bruggenhoofd in Spaans gebied.

De vesting lag aan diep water en was daardoor uitermate geschikt voor het aan land zetten van een groot leger. Vanwege de dreiging die hiervan uitging lieten de Spanjaarden in allerijl de forten op de zuidoever van het Axelsche Gat versterken en bouwden er nog een flink aantal bij. De nieuwe forten kregen een plaats in de zeedijken van opnieuw ingepolderde stukken land, waardoor uiteindelijk (bijna) alle forten met elkaar in verbinding stonden. De Linie van Communicatie was geboren.

 

Van de Spaanse forten uit het einde van de 16e eeuw is niet veel terug te vinden. Met een geoefend oog zijn nog de resten van Sint-Steven en Sint-Anthonius te bespeuren.  Van de forten uit 1634 daarentegen zijn de meeste  nog redelijk tot goed zichtbaar, zoals (van west naar oost): Sint-Jan, Sint-Joseph, Sint-Jacob, Sint-Livinus, Sint-Nicolaas en Ferdinandus. Het waren  eenvoudige, vierkante werken, waarvan het binnenplein werd omsloten door een ruim 10 meter brede gracht. Het fort was te betreden via een brug over de gracht. Deskundigen zijn er nog niet over uit of de binnenpleinen omwald zijn geweest. Verdichting van de bodem rondom de binnenpleinen duidt mogelijk wel op de aanwezigheid van een wal.  De forten dienden als wachtposten langs het buitendijkse kreken- en schorrengebied en waren daarom voorzien van zogenaamde wachthuizen, een soort uitkijktorens.

 

Na de inname van Sas van Gent (1644) en Hulst (1645) door prins Frederik Hendrik viel de  Linie in Staatse handen. Sindsdien raakten de meeste forten in onbruik. Alleen Sint-Antonie, Sint-Steven en Sint-Marcus behielden nog en tijdje een militaire functie. Op Sint-Jan, Sint-Nicolaas en Ferdinadus werden boerderijen gesticht.  

Eind 17e eeuw werd het plan opgevat om tussen Zwin en Saeftinghe één aaneengeschakelde, zuidwaarts gerichte waterlinie te maken. Daarbij werd gebruik gemaakt van de vele getijdekreken en -geulen en werden systemen bedacht om bepaalde gebieden gecontroleerd onder water te kunnen zetten (inundatie). Ook het getijdengebied ten noorden van  de Linie van Communicatie werd in de waterlinie opgenomen. Aan de overzijde, langs de zuidkust van het Land van Axel verscheen een nieuwe linie: de Linie van Axel.

 

Net als veel andere Spaanse forten zijn bijna alle forten in de Linie van Communicatie  vernoemd naar heiligen.

De namen van Staatse (en dus protestantse) forten hadden een meer aards karakter en verwezen dikwijls naar het harde, taaie soldatenleven, met voorbeelden als Misère, Grotendorst, Scherpbier, Kaas en Brood, Melk en Brokken, Boerenverdriet en Patiëntie.

 

In de Tweede Wereldoorlog bleken de voormalige forten opnieuw van nut. Op 16 september 1944 bereikten Poolse soldaten vanuit het zuidoosten de Linie. De voortgedreven Duitsers verschansten zich in Axel en achter de voormalige 18e-eeuwse linie ten oosten van de stad. De polders ten zuiden hiervan hadden ze bij wijze van hindernis onder water gezet (inundatie). Vier dagen lang werd er fel gevochten en vielen er veel slachtoffers. De forten St.-Joseph, St.-Jacob, St.-Livinus, St.-Nicolaas en Ferdinandus werden door de Polen gebruikt als verschansing om te schuilen, hergroeperen en op rust te komen. Ze stelden er ook geschut op waarmee ze Axel onder vuur namen. Op 19 september slaagden de Polen erin de Duitse stellingen te doorbreken en werd Axel bevrijd. 

 

In 2005-2007 zijn de forten Sint-Joseph, Sint-Jacob en Sint-Livinus beter zichtbaar gemaakt. Een fraai fiets- / wandelpad verbindt over de liniedijk de drie forten met elkaar. De forten zijn vrij te betreden. Die liniedijk is overigens vanaf Sint-Anthonius aan het Kanaal van Gent naar Terneuzen tot iets voorbij Absdale nog vrijwel helemaal intact. Sint-Jan kreeg in 2010 een opknapbeurt en is van alle kanten goed te zien vanaf de openbare weg.