Alexander Farnese, de latere hertog van Parma, die door de Spaanse koning naar de Nederlanden was gezonden om de Opstand neer te slaan, trok in 1583 Noord-Vlaanderen binnen. Om hem te hinderen in zijn opmars staken de opstandelingen enkele dijken door, waardoor het achterliggende land onder water kwam te staan (inundaties). In 1584 was dit de zeedijk langs de Honte (nu Westerschelde) bij Campen. Door de werking van eb en vloed werd hierdoor een grote kreek uitgeschuurd: het Hellegat, dat het Land van Hulst van dat van Axel scheidde. In 1586 werd de Landdijk langs de Braakman tussen Sas van Gent en Terneuzen doorgestoken. Hierdoor kon de Braakman zich oostwaarts uitbreiden en ontstond het Axelsche Gat, dat uiteindelijk een verbinding maakte met het Hellegat. Het Land van Axel werd een eiland!
Door de schurende werking van het getij ontstond in de loop der jaren ten zuiden van het Land van Axel een uitgestrekt slikken- en schorrengebied, dat werd doorsneden met kreken en geulen. Het vormde een breed niemandsland tussen de Staatsen in het noorden en de Spanjaarden in zuiden.
Nadat Sas van Gent en Hulst in 1644 / 1645 definitief in handen van de Noordelijke Nederlanden waren gevallen, werden ook de polders ten zuiden van het Axelsche Gat Staats grondgebied. Het tussenliggende slikken- en schorrengebied vormde een perfecte waterbarrière tegen eventuele invallen vanuit het zuiden.
Maar de kreken verzandden en de slikken en schorren slibden geleidelijk aan op. Al sinds het tweede kwart van de 17e eeuw vonden vanuit het zuiden inpolderingen plaats. Halverwege de 18e eeuw was het overgebleven kreken- en schorrengebied inmiddels zover opgeslibd dat er nauwelijks nog sprake was van een hinderende werking.
Besloten werd om het gebied dan maar helemaal in te polderen. Daarbij werd de mogelijkheid opengelaten om het bij oorlogsdreiging via sluizen weer onder water te kunnen zetten (inunderen). Zo werden de polders ten zuiden van het Land van Axel onderdeel van een waterlinie die zich uitstrekte van het Zwin tot aan Hulst (en vanaf Hulst tot aan de Schelde).
In 1789 werd als eerste het oostelijk deel van het slikken- en schorrengebied ingedijkt, waarmee het Land van Axel eiland af werd. In 1790 volgde het westelijk deel, dat van de Braakman werd afgedamd door de Sasdijk. Aan de uiteinden van de Sasdijk kwamen uitlaat- en inundatiesluizen: in het noorden de Axelsche Sassing, waar ook schepen doorheen konden. In het zuiden de sluizen bij Zwartenhoek.
Om de strategisch zo belangrijke sluizen te bewaken werden op de oevers batterijen aangelegd. Batterijen zijn opstellingsplaatsen voor geschut (kanonnen). In dit geval hoge brede wallen die van achteren open waren. De kanonnen stonden achter een borstwering waarin schietgaten waren gemaakt.
Toen de Fransen in 1794 de Zuidelijke Nederlanden (en ook Staats-Vlaanderen, het huidige Zeeuws-Vlaanderen) binnenvielen werkte de waterlinie nauwelijks en waren er te weinig troepen om de linie te verdedigen. In de Franse tijd vervielen de inundatiesluizen en bijbehorende batterijen.
Van de batterij Zwartenhoek bleef uiteindelijk nauwelijks meer over dan wat hobbels in een akker. In 2010 werd een gedeelte van de batterij gereconstrueerd in het kader van het Interreg IV-A-project “Forten en Linies in Grensbreed Perspectief” en maakt sindsdien onderdeel uit van natuurgebied de “Groene Knoop”.