Linie van Oostburg

1587 / 1604

Terug naar overzicht

Tegen het einde van de Middeleeuwen verzandden de zeearmen het Zwin en het Zwarte Gat meer en meer. Daardoor raakte de welvarende handelsstad Brugge steeds minder goed bereikbaar voor schepen. In de jaren 1501-1505 werd daarom een vaart gegraven tussen het Zwin en de Braakman: de Brugse Vaart. Deze nieuwe waterweg doorsneed een deel van het oude stadje Oostburg. Driekwart eeuw later slibde ook deze doorgang langzaam dicht.  Het huidige Groote Gat is een restant van deze oude vaarweg.

Eind jaren ’60 van de 16e eeuw brak in de Lage Landen de Opstand uit tegen de koning van Spanje. Oostburg koos in 1580 de zijde van de opstandelingen. Drie jaar later trok veldheer Alexander Farnese (vanaf 1586 hertog van Parma) de opstandige gebieden binnen om ze te heroveren voor de koning. Om hem te hinderen werden de zeedijken doorgestoken en grote delen van Noord-Vlaanderen liepen onder water (inundaties), ook de landerijen rond Oostburg. De verzande Brugse Vaart werd weer bevaarbaar. Farnese was echter niet te stuiten en het lukte hem bijna heel Vlaanderen te heroveren. Alleen Terneuzen, Biervliet en Oostende bleven in handen van de opstandelingen.

 

Ter verdediging van het pas heroverde land bouwden de Spanjaarden op strategische plaatsen forten, zoals de Marolleschans, Hans Vrieseschans, Coxyschans, Sint-Cathalijneschans, Fort Sint Philip, een schans bij (Nieuw-) IJzendijke en tussen de laatste twee nog vier redoutes (zie de overzichtskaart). 

In 1604 landde prins Maurits met een grote invasievloot in het Land van Cadzand. Zonder veel moeite werden de Spaanse forten rond Oostburg ingenomen. Na de verovering van Sluis - zo´n 4 maanden later - besloten de Staten Generaal, op advies van de prins tot de aanleg van de (later zo genoemde) Linie van Oostburg. Deze linie bestond uit al bestaande (verbouwde) Spaanse forten en een aantal nieuwe.

 

Eén van die nieuwe forten was de schans Nijevelt of Nieveltschans, genoemd naar Abraham Nievelt, de ingenieur die de leiding had over de bouw van het fort. De schans verrees aan de overzijde van de Brugse Vaart als tegenhanger van de schans Frederik Hendrik.

Beide forten hadden aan de oostzijde nog een ravelijn, een klein extra  verdedigingswerk.

De schans Frederik Hendrik was door een wal verbonden met de noordoostelijk gelegen schans Slikkenburg en bood zo het stadje Oostburg (of wat er van over was) bescherming tegen aanvallen vanuit het oosten. Ruim tien jaar later werd ook iets westelijker zo’n verbindingswal aangelegd. Deze werd versterkt met drie bastions. Zo ontstond de vesting Oostburg en kwam een deel van het middeleeuwse stadje buiten de omwalling te liggen.

 

Midden op de dijk tussen de Nieveltschans en de Cathalijneschans werd een klein vierkant fortje gebouwd: de redoute Spek en Brood. Tegenover de Cathalijneschans verscheen op de noordoever de redoute Kaas en Brood.  Op een kaart uit het begin van de 17e eeuw is de redoute Spek en Brood nog niet afgebeeld. Op kaarten van het midden van de 17e eeuw staat ze wel afgebeeld. Dit kan er op duiden dat de redoute werd aangelegd als een reactie op de inval van Spaanse troepen in 1621. 

 

Door verdere verzanding van de Brugse Vaart en inpolderingen verloor de Linie van Oostburg langzaamaan haar functie. In 1673 werd de linie opgeheven en afgebroken. Tegenwoordig verraden enige hobbels in het landschap nog de ligging van sommige forten.

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Zuidwest Zeeland werden aan de hand van archeologisch onderzoek de contouren van de schans Nijevelt en de redoute Spek en Brood bepaald. Binnen deze contouren werd in de winter van 2010/2011 het maaiveld wat opgehoogd waardoor de ligging en omvang van de forten beter zichtbaar werd. Ook het tracé van de verdwenen liniedijk, die beide forten met elkaar en de Cathalijneschans verbond, is wat opgehoogd.